Je hebt een concreet plan. Een goed idee. Of echt een serieus probleem. Er moet aandacht voor komen. Iets mee gedaan worden. Dus het is behoorlijk belangrijk dat mensen die er iets aan kunnen doen het lezen.
Hoe zorg je daarvoor?
Niet door een tekst te schrijven die zo wollig, langdradig, stroperig of chaotisch is dat je door de woorden het idee niet meer ontwaart.
Toch gebeurt dat vaak. Regelmatig zie ik teksten met overweldigende aantallen letters. Vol lange zinnen en met weinig wit. Als ik dan mijn redactiebril opzet en ga snoeien, blijkt er vaak tussen al die archaïsmen, dubbelingen en tangconstructies werkelijk wel zinnige inhoud te zitten. Wat ik dan vaak in opmerkingen vraag is: ‘Wat wil je nu eigenlijk zeggen?’ of: ‘Wat bedoel je precies?’
Jong geleerd
Duidelijk schrijven is belangrijk, maar niet vanzelfsprekend. Niet alleen de ambtenaren die ik bij het ministerie help worstelen ermee. Middelbare scholieren leren al om vooral meer woorden te gebruiken dan je nodig hebt om te zeggen wat je wilt zeggen.
Toen ik op verzoek het profielwerkstuk van mijn dochter las, viel me op hoe lang en ingewikkeld sommige zinnen waren. Ze schreef het met vier andere leerlingen en ik vond er wat van.
Inhoudelijk was het sterk. Ze hadden goed onderzoek gedaan en interessante feiten te vertellen. Toch hoorde ik mezelf regelmatig vragen: ‘Hou zou je dit zeggen als je het mij hardop zou vertellen?’ Ineens kreeg ik een levendig, duidelijk en goed gestructureerd verhaal te horen. Ze had echt iets te vertellen en wist waar ze het over had. Ik moedigde haar aan het zo ook op te schrijven en het werkstuk friste er behoorlijk van op.
Toch ontstond er discussie over de wijzigingen. Want zoals het er eerder stond, ‘zo hoorde het’. Het heeft dus niet alleen met ambtenaren of overheidstaal te maken. Je leert het al op de middelbare school.
‘Wat wil je nu eigenlijk zeggen?’ En: ‘Wat bedoel je?’ Stel jij jezelf die vraag weleens als je een mailtje typt, een nota schrijft of een probleem aankaart?




Plaats een reactie